Aansprakelijkheid, Verzekering & Vervoer - April 2024

Arrest Hoge Raad



Arresten Hoge Raad AVV april 2024

Hoge Raad 12 april 2024, ECLI:NL:HR:2024:568

Verweerder heeft sinds 1997 een eenmanszaak op het gebied van internetproducten, beveiligingscamera’s en schotelantennes. Op 9 januari 2015 heeft verweerder in opdracht van een basisschool van SIPOR internetkabels aangelegd, waarbij hij is gevallen van een door de school ter beschikking gestelde ladder. Hierdoor heeft verweerder enkelletsel opgelopen. Verweerder heeft SIPOR aansprakelijk gesteld voor de schade. Achmea is de aansprakelijkheidsverzekeraar van SIPOR en heeft aansprakelijkheid erkend. Een accountant heeft voor de schadeafwikkeling een bedrijfseconomisch rapport opgesteld inhoudende het bedrijfsresultaat van de eenmanszaak van verweerder. Naast deze inkomsten heeft verweerder gesteld dat hij andere inkomsten had die niet in de administratie zijn verwerkt. Het gaat om inkomsten van € 51.500,- in 2013 en € 51.750,- in 2014. Hierover heeft verweerder geen inkomstenbelasting betaald. Achmea heeft de rechtbank in een deelgeschilprocedure verzocht om voor recht te verklaren dat, mocht verweerder er in slagen aan te tonen dat hij voor het ongeval inkomsten uit zwart werk had, deze inkomsten niet mee te nemen in de bepaling van de omvang van de schade die Achmea moet vergoeden. De rechtbank heeft dit verzoek afgewezen. Het hof heeft de deelgeschilbeschikking van de rechtbank bekrachtigd. De Hoge Raad oordeelt als volgt. Het is vaste rechtspraak van de Hoge Raad dat bij de bepaling van de omvang van de schade in de situatie van verminderd arbeidsvermogen een vergelijking moet worden gemaakt tussen het inkomen van de benadeelde in de feitelijke situatie na de aansprakelijkheidsvestigende gebeurtenis en het inkomen in de hypothetische situatie zonder die gebeurtenis. De stelplicht en de bewijslast liggen in beginsel bij de benadeelde. Aan de benadeelde mogen in het kader van de vergelijking tussen de feitelijke en de hypothetische situatie echter geen strenge eisen worden gesteld. Hierbij moet naar redelijkheid worden ingeschat hoe het inkomen van de benadeelde zich zal ontwikkelen en hoe het zonder de gebeurtenis zou hebben ontwikkeld. De rechter heeft een aanzienlijke mate van vrijheid bij elke afweging. De Hoge Raad vult dit aan door specifiek te benoemen dat bij de begroting van de omvang van de schade rekening kan worden gehouden met inkomsten uit zwart werk in de periode voor de gebeurtenis, mits het verrichten van deze werkzaamheden rechtmatig is. Het zegt namelijk iets over het bestaande arbeidsvermogen van benadeelde wanneer de hij dergelijke inkomsten uit zwart werk had. Indien de benadeelde inkomsten uit zwart werk had, dient te worden beoordeeld “(i) of, en zo ja, in welke omvang de benadeelde in de hypothetische situatie deze werkzaamheden zou hebben verricht, dan wel ter vervanging daarvan andere werkzaamheden zou hebben verricht, en (ii) welk netto-inkomen, na inhouding of afdracht van de verschuldigde belasting en premie, de benadeelde met de hiervoor bedoelde werkzaamheden zou hebben ontvangen.” De Hoge Raad verwerpt het beroep.