Uitspraken Gerechtshof - nieuwsbrief AV&V augustus 2020

Kettle 2178442 1920
Gerechtshof Amsterdam 2 juni 2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:1429 Na een brand is het verzekerd pand herbouwd. De btw over de herbouwkosten was niet verzekerd. De bedrijfsmatig gebruiker van een pand kan de btw over de herbouwkosten echter verrekenen. Verzekerde kon dat niet met betrekking tot het deel van het pand dat door haar niet bedrijfsmatig werd gebruikt. Rabobank was als assurantietussenpersoon bekend met de omstandigheid dat het pand in privé werd aangekocht, dat het pand tevens een woonbestemming had (taxatierapport) en dat het ook volgens de hypotheekakte ging om een woonhuis met bedrijfsruimte. Rabobank had daarom haar relatie op de kenmerken van de door haar geadviseerde verzekering, waaronder het feit dat deze geen dekking bood voor de btw, moeten attenderen en moeten nagaan of zij de daaraan verbonden risico’s kende en accepteerde. Door dit na te laten, is Rabobank tekortgeschoten in de nakoming van de verplichtingen die op haar als assurantietussenpersoon rustten.   Gerechtshof Amsterdam 2 juni 2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:1432 Bij sloopwerkzaamheden is asbest aangetroffen. Appellant wordt aansprakelijk gesteld voor de schade als gevolg van het niet aanvragen van een asbestinventarisatie en sloopvergunning. In het bestreden vonnis heeft de kantonrechter de vordering geheel toegewezen. Ook het hof oordeelt dat het op de weg van appellant, als ingeschakelde professional, lag om in casu een asbestinventarisatie te adviseren. Het hof vernietigt echter gedeeltelijk het bestreden vonnis, nu de grieven van appellant gericht op de vaststelling van de schadeomvang wel doel treffen.   Gerechtshof Den Haag 23 juni 2020, ECLI:NL:GHDHA:2020:1255 Middelbeek heeft als bedrijf een auto verhuurd aan appellant. Achterneef van appellant is met deze auto zonder rijbewijs en in strijd met de algemene voorwaarden gaan rijden. Voorts is hij betrokken geraakt bij een verkeersongeval, waarbij hij de auto total loss heeft gereden. Appellant heeft niet aannemelijk kunnen maken dat de achterneef zonder toestemming met de auto is gaan rijden. De kantonrechter heeft hierop geoordeeld dat zowel appellant als diens achterneef gehouden zijn de schade van Middelbeek te vergoeden. In hoger beroep grieft appellant tegen de waardering door de kantonrechter van het door hem aangedragen getuigenbewijs ter zake de stelling dat geen sprake zou zijn van toestemming en er aldus sprake zou zijn van een overmachtssituatie. In hoger beroep is het hof echter van oordeel dat er geen grond is voor het oordeel dat de kantonrechter de vordering van Middelbeek tegen appellant ten onrechte heeft toegewezen.   Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 30 juni 2020, ECLI:NL:GHARL:2020:4937 CTBB heeft met tussenkomst van de Rabobank een polis bij Interpolis afgesloten. Van de door Rabobank aangeboden dekking ad € 230.000,- wenste CTBB geen gebruik te maken. Op haar verzoek is het verzekerde bedrag naar beneden bijgesteld tot € 90.000,-  en werd geen garantie tegen onderverzekering opgenomen. Na een brand bleek het verzekerde pand van hogere waarde te zijn dan het bedrag waarvoor het was verzekerd. Nu sprake was van onderverzekering werd maar een gedeelte van de schade uitgekeerd. CTBB is van oordeel dat zij onvoldoende is gewaarschuwd voor het risico van onderverzekering en vordert het verschil in de uitkering van de Rabobank. In eerste aanleg heeft de kantonrechter overwogen dat op de Rabobank uit hoofde van haar zorgplicht geen verplichting rustte om CTBB te wijzen op het feit dat zij als gevolg van de door CTBB op de offerte aangebrachte aanpassingen, niet meer verzekerd was tegen onderverzekering. CTBB voert in hoger beroep kort gezegd hiertegen aan dat de Rabobank had moeten waarschuwen voor deze risico’s. Het hof overweegt dat CTBB heeft nagelaten om een grief te richten tegen het oordeel van de rechtbank dat ook wanneer Rabobank CTBB zou hebben gewaarschuwd ter zake de risico’s van onderverzekering niet aannemelijk is geworden dat dit tot gevolg zou hebben gehad dat alsnog een hogere verzekerde som zou zijn opgenomen in de overeenkomst. Het voorgaande brengt met zich dat het causaal verband ontbreekt tussen enerzijds het mogelijke tekortschieten van Rabobank en anderzijds de door CTBB geleden schade. Daarom kan het hof in het midden laten of Rabobank is tekortgeschoten of onrechtmatig heeft gehandeld door CTBB, ondanks haar bekendheid met het risico van onderverzekering, niet uitdrukkelijker te waarschuwen.   Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 30 juni 2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:1980  Een houtversnipperaar is casco verzekerd bij Achmea. Appelante maakt aanspraak op dekking onder de polis voor de motorproblemen die de houtversnipperaar vertoont. Deze schade werd veroorzaakt doordat de motor heeft gedraaid met een gebrek aan smering, waardoor een lager is uitgelopen en in stukjes in de motor is terechtgekomen. Verschillende onderdelen zijn hierdoor beschadigd geraakt. Appellante heeft een beroep gedaan op dekking van de schade die volgens haar een gevolg is van onoordeelkundig gebruik of een bedieningsfout. Achmea heeft het verzoek om dekking afgewezen, omdat de schade volgens haar het gevolg is van onvoldoende of onoordeelkundig onderhoud en slijtage, in welk geval de schade niet gedekt is onder de polis. De rechtbank heeft in eerste aanleg het verweer van Achmea gehonoreerd nu volgens de rechtbank sprake was van onderhoud. Het hof overweegt dat van belang is met welk doel de bepaling ter zake de dekking van onoordeelkundig gebruik is opgenomen en welke functie de verzekering had. In dat verband wijst zij op de omstandigheid dat appellante juist het risico van bedieningsfouten wilde verzekeren en zij zodoende ook een hogere premie heeft betaald. Dat in de handleiding van de machine het controleren van de smeerolie wordt geschaard onder dagelijks onderhoud weegt niet mee bij de uitleg van de polisvoorwaarden. In casu valt het controleren en vervolgens bijvullen van het oliepeil volgens het hof gezien de aard van de versnipperaar onder een gebruikshandeling. Van slijtage in de zin van de verzekeringsvoorwaarden is volgens de rechtbank geen sprake nu de in de uitsluitingen bedoelde slijtage ziet op slijtage door de gewone werking van de machine. Het hof oordeelt vervolgens dat de schade gedekt is onder de bij Achmea afgesloten verzekering.   Gerechtshof Amsterdam 30 juni 2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:1844 Een werknemer stelt zijn werkgever en de inlener aansprakelijk voor de gevolgen van een arbeidsongeval. Over de schadevergoeding wordt door de advocaten van de werknemer onderhandeld met de verzekeraar van de werkgever. Er wordt een vaststellingsovereenkomst gesloten. Enkele jaren later worden de werkgever en de inlener door de werknemer aangesproken tot betaling van een hogere schadevergoeding. Het gerechtshof overweegt dat de verzekeraar van de werkgever in dit geval is opgetreden als een zogenaamde ‘regelend verzekeraar’ naar analogie van de Bedrijfsregeling schuldloze derde (bedrijfsregeling 7 van het Verbond van verzekeraars). De volledige schade van de benadeelde wordt daarbij niet afzonderlijk met elke betrokken partij geregeld, maar wordt vastgesteld in overleg en onderhandeling met de regelend verzekeraar. Met het oog op de regresvordering van de regelend verzekeraar binden de andere betrokken partijen zich aan de hoogte van de schadevergoeding zoals die door de regelend verzekeraar met de benadeelde wordt overeengekomen. Als gevolg van de gekozen wijze van schadeafwikkeling is met de vaststellingsovereenkomst die de werknemer heeft gesloten de gehele schade als gevolg van het ongeval in minnelijk overleg tussen de betrokken partijen vastgesteld, althans is met de schadevergoeding die op grond daarvan is betaald zijn schade geheel vergoed. Dit betekent dat de werknemer thans van de inlener als hoofdelijke medeschuldenaar geen schadevergoeding meer kan vorderen.   Gerechtshof Amsterdam 30 juni 2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:1835 Een verzekerde spreekt Delta Lloyd in rechte aan teneinde uitkering onder de polis te bewerkstelligen. Als gevolg van hevige neerslag en hagel zouden de zonnepanelen van verzekerde zijn beschadigd. Voorwaarde voor dekking is dat door hagelstenen materiële schade is ontstaan aan de zonnepanelen. Onder een materiële beschadiging dient te worden verstaan een objectieve aantasting van de stoffelijke structuur die naar verkeersopvattingen de stoffelijke gaafheid van de zaak kenmerkt. Het gerechtshof overweegt dat voor het bestaan van dekking bij een materiële beschadiging van een zaak niet hoeft vast komen te staan dat de betrokken zaak zijn functie niet meer kan vervullen. In dit geval is, gelet op de bevindingen van de deskundigen volgens het gerechtshof aan de genoemde voorwaarde voor dekking voldaan. Delta Lloyd kan volgens het gerechtshof geen beroep doen op de uitsluiting voor schade die bestaat uit krassen, schrammen, deuken of andere lichte beschadigingen, omdat aan de voorwaarden van de uitsluiting in dit geval niet is voldaan. Delta Lloyd is dan ook gehouden met de verzekerde tot afwikkeling van de schade aan de zonnepanelen over te gaan.