Uitzondering opzegverbod zet de deur op een kier

De wet is duidelijk, zolang een werknemer lid is van de OR mag hij of zij niet worden ontslagen. De enige uitzondering die hierop geldt is wanneer de reden van het ontslag geen enkel verband houden met het lidmaatschap van de OR. Recent heeft de Hoge Raad, door het overnemen van het advies van de advocaat-generaal, de maatstaf van deze uitzondering verduidelijkt.  In deze zaak ging het om een zieke werknemer voor wie dezelfde ontslagbescherming geldt en dus ook dezelfde uitzondering. In het overgenomen advies staat dat ontslag mogelijk is wanneer feiten en gronden de feiten en gronden die wel iets te maken hebben met de ziekte (of OR-lidmaatschappen) volledig weggedacht kunnen worden. Als deze feiten en gronden volledig weggedacht kunnen worden zonder dat de ontslaggrond daarmee komt te vervallen dan geldt de uitzondering op het ontslagverbod. Een mooi voorbeeld is de uitspraak die we eerder in deze Nieuwsbrief al hebben besproken. In dat geval was er een verstoorde arbeidsrelatie ontstaan door een ruzie die initieel voortkwam uit de OR-werkzaamheden van de werknemer. Als de rechter in dat geval de OR-werkzaamheden, en de daaruit voortvloeiende ruzie wegdenkt, dan blijft er onvoldoende over voor een ontslag op grond van een verstoorde arbeidsrelatie. Dit is anders wanneer de werknemer, die ook lid is van de OR, op zijn eigen afdeling ruzie krijgt met zijn leidinggevende. In dit geval is, wanneer is voldaan aan de ontslaggrond voor een verstoorde arbeidsrelatie, geen sprake van een verband tussen de ontslaggrond (verstoorde arbeidsrelatie) en het lidmaatschap van de OR. Een OR-lid is dus weldegelijk beschermd tegen ontslag maar niet absoluut. Wanneer het OR-lidmaatschap niets te maken heeft met het ontslag dan bestaat er een uitzondering. De werkgever heeft echter wel de schijn tegen en zal met een goed verhaal moeten komen om aan te kunnen tonen dat er geen verband bestaat. Lees hier de volledige uitspraak.